Infoplaatje

Gaspeldoorn
Wetenschappelijke naam :   Ulex europaeus        
Nederlandse benamingen :  

English :  
Français :  
Deutsch :  

Taxonomische indeling

Rijk : Plantae Planten
Stam : Embryophyta Landplanten
Klasse : Spermatopsida Zaadplanten
Clade :   Bedektzadigen
Clade :   Tweezaadlobbigen
Clade : Fabiden  
Orde : Fabales  
Familie : Leguminosae Vlinderbloemenfamilie
Onderfamilie : Papilionoideae  
Geslacht : Ulex  
     
    C. Linnaeus (1753)
   
Vindplaats : Miseriebocht - Beernem
West Vlaanderen - België
Datum : 9 april 2017
 
 
 
 
 
 
 
 
           
Omschrijving :

De gaspeldoorn, Ulex europaeus, is een struik uit de vlinderbloemenfamilie, Leguminosae of Fabaceae. De plant is niet goed tegen koude en vorst beschermd en komt in Europa daarom veel aan de kust van de Atlantische Oceaan voor. In Groot-Brittannië groeit veel Gaspeldoorn. Rechtop groeiend kan de gaspeldoorn een hoogte bereiken van drie meter, maar de struik blijft op onbeschutte of begraasde plaatsen een stuk lager.

De gaspeldoorn staat op de Nederlandse Rode Lijst van planten als vrij zeldzaam en matig in aantal afgenomen. Het is een gedoornde, groenblijvende struik die plaatselijk voorkomt op zandgronden, heide of in de duinen. In sommige gebieden is ze erg zeldzaam. Struiken gaspeldoorn vormen een natuurlijke plaats waar herten, reeën en wilde zwijnen beschutting zoeken. Bijen komen veel af op de goudgele, geurende bloemen. De bloemen schieten, wanneer ze worden aangeraakt, stuifmeel op bezoekende insecten af.

De bladeren zijn gereduceerd tot groene, naaldvormige doorns van 1,5-2,5 cm lang. Ze zijn diepgegroefd en stijf. Jonge bladeren zijn drietallig en in dat stadium nog zacht en voor dieren eetbaar. De vlindervormige bloemen zijn goudgeel en hebben een lengte van ongeveer 1,5 cm. Ze zijn bevestigd aan korte, fluwelige stelen. De gaspeldoorn draagt zwarte peulen die 1-2 cm lang worden. Ze zijn behaard. Bij rijpheid barst de peul open zodat de zaden vrijkomen. Deze zaden zijn giftig.

Waadplant voor klaverblauwtje.

Gaspeldoorn was in gebruik als groenbemester, brandhout en als doornhaag. De doornstruik werd vaak als brandstof gebruikt, b.v. in bakkerijen en bij het vervaardigen van baksteen. De plant was een krachtig afweermiddel tegen heksen en duivels. In Ierland en Wales werden takken van de gaspeldoorn boven de deur gehangen om boze geesten af te weren. Vroeger werd de struik ook bij huizen aangeplant om er de was op te kunnen drogen, zodat deze (door de doorns) niet wegwaaide. In Schotland wordt een kleurstof uit de bast gewonnen.

 
 
 
 
         
Naamgeving :

 

 
 

De plant bevat het giftige cytisine. De zaden van de gaspeldoorn zijn giftig.

  Bron : Wikipedia