Leeuwenbek (Antirrhinum) is een geslacht uit de weegbreefamilie (Plantaginaceae) Dit geslacht behoorde vroeger tot de helmkruidfamilie (Scrophulariaceae).

In Nederland en België komt alleen de grote leeuwenbek (Antirrhinum majus) verwilderd voor. Er zijn cultivars van deze soort met witte, karmozijnrode of gele tweelippige bloemen.

De indeling van dit geslacht is onderwerp van discussie.
- Sectie Antirrhinum: ongeveer 20 soorten overblijvende planten uit de Oude Wereld, de meeste van nature voorkomend in het westelijk gedeelte van het Middellandse Zeegebied, met name op het Iberisch Schiereiland.
- Sectie Orontium twee tot zes Mediterrane soorten, die vaak ondergebracht worden in het geslacht Misopates.
- Sectie Saerorhinum ongeveer zestien soorten uit de Nieuwe Wereld, merendeels eenjarig. De meeste komen van nature in voor Californië.

De (tuin)leeuwenbek (Antirrhinum majus) is oorspronkelijk een wilde vaste plantensoort uit het zuidwesten van Europa en Noordwest-Afrika.

Leeuwenbekken hebben een bijzondere bloem. Als je met duim en wijsvinger op de zijkanten van de leeuwenbekbloem drukt, gaat deze als een 'scharnierende' bek open. Vandaar de Nederlandse naam. In sommige streken worden de planten ook leeuwenmuiltjes en zelfs konijntjes genoemd. Waar die laatste naam op slaat, is onduidelijk. Behalve rassen met de echte bloemen zijn er ook cultivars ontwikkeld waarbij de bloem uit zichzelf al openstaat.