Infoplaatje

  Ooievaar
Wetenschappelijke naam : Ciconia ciconia        
Nederlandse benamingen :  

English : White Stork
Français : Cicogne blanche
Deutsch : Weisstorch
 

Taxonomische indeling

Rijk : Animalia Dieren
Stam : Chordata Chordadieren
Klasse : Aves Vogels
 
Orde : Ciconiiformes Ooievaarachtigen
Familie : Ciconiidae Ooievaars
Geslacht : Ciconia  
     
    Linnaeus (1758)
   
Vindplaats : Het Zwin - Knokke Heist
West Vlaanderen - België
Datum : 21 juli 2013
           
Omschrijving :

De ooievaar, ook wel uiver, eiber of stork genoemd, is een grote, witte vogel met zwarte vleugelranden en rode poten en snavel. Een ooievaar wordt 0,95 tot 1,10 m groot (bek tot uiteinde staart). De vleugelspanwijdte is 195 tot 215 cm en wegen 2,3 tot 4,4 kg. Zoals alle ooievaars hebben ze lange poten en een lange puntige snavel. Mannelijke en vrouwelijke exemplaren hebben met uitzondering van de grootte hetzelfde uiterlijk. Het mannetje is hierbij gemiddeld groter dan het vrouwtje. Het verenkleed is voornamelijk wit met zwarte slagpennen en vleugeldekveren. Het zwart wordt veroorzaakt door het pigment melanine. De borstveren zijn lang en ruig en vormen een kraag die wordt gebruikt bij de hofmakerij. De irissen zijn dof bruin of grijs. Volwassen exemplaren hebben een rode bek en rode poten, waarvan de kleur wordt veroorzaakt door carotenoïde in het voedsel. In delen van Spanje hebben studies aangetoond dat het pigment is gebaseerd op astaxanthine dat wordt verkregen uit een geïntroduceerde rode rivierkreeft (Procambarus clarkii) en de helder rode kleur van de bek valt zelfs op bij de jongere exemplaren, zelf als ze nog in het nest zitten, dit in contrast met de doffere bek van jongeren elders.

Net als bij andere ooievaars zijn de vleugels lang en breed om het de vogel mogelijk te maken om op te stijgen. De rui van de vogels is nog niet uitgebreid bestudeerd, maar lijkt het gehele jaar plaats te vinden, waarbij de slagpennen vervangen worden tijdens het broedseizoen.

Zoals de meeste van zijn verwanten, eet een ooievaar vooral kikkers en grote insecten, maar ook jonge vogels, hagedissen en knaagdieren staan op het menu

Ooievaars zijn trekvogels die grote afstanden af kunnen leggen. In Zuid-Afrika heeft de soort de neiging plotseling op te duiken in streken waar een insectenplaag optreedt. Dat komt doordat er veel te eten is op zo'n plek. Ooievaars zijn sociale dieren, maar hebben ook veel tijd voor zichzelf nodig. Ook besteden ze veel tijd aan de kleine jongen. De ooievaar is een groepsvogel; zwermen van duizenden individuen zijn geregistreerd langs de trekroutes en in de overwinteringsgebieden in Afrika. Niet broedende vogels komen tijdens het broedseizoen bij elkaar in groepen van 40 tot 50 exemplaren.

 
 
 
 
         
Naamgeving :

vermoedelijk is er verwantschap met cicade, een insect dat een krekelgeluid produceert. Naar de vogels vertaald zou dan het snavelklepperen tot deze naam hebben geleid.
De Nederlandse naam heeft een ver verleden: Daar is de geconstrueerde benaming 'Uda faran', die 'moerasganger' of 'loper in drassige weiden' betekent. Hieruit is misschien de Oudhoogduitse benaming Odobero gevormd, die een geheel andere betekenis heeft, n.l. die van 'gelukbrenger', 'heilbrenger' of 'schatdrager'.

De laatste naam is af komstig van het Duitse Storch, dat van 'sterg' = stijf is afgeleid, dit wegens de stijve manier van lopen van de vogel.

   
  Bron : Wikipedia